De Tweede Kamer wil dat de Belastingdienst tot eind 2026 terughoudend blijft bij het handhaven van regels tegen schijnzelfstandigheid. Een meerderheid stemde in met een motie van Denk, SGP en D66 om de zogenoemde ‘zachte landing’ met een jaar te verlengen. Daarmee schuift de Kamer opnieuw een striktere aanpak van verkapte dienstverbanden vooruit.

De Belastingdienst hervatte begin dit jaar na negen jaar het toezicht op schijnzelfstandigheid. Bedrijven die feitelijk werknemers als zelfstandigen inhuren, zouden weer boetes kunnen krijgen en achterstallige loonheffingen moeten betalen. Onder druk van met name de VVD werd echter afgesproken dat 2025 een overgangsjaar zou blijven, zonder sancties. Die periode wordt nu dus verlengd.

Volgens de indieners van de motie leidt de huidige handhaving tot onrust onder zzp’ers en opdrachtgevers. Uit angst voor naheffingen zouden veel bedrijven terughoudend zijn om zelfstandigen in te huren. Het extra jaar moet tijd bieden om nieuwe wetgeving te ontwikkelen die beter duidelijk maakt wanneer iemand werknemer is en wanneer ondernemer.

Het demissionaire kabinet ontraadde de motie. Staatssecretaris Eugène Heijnen (Fiscaliteit en Belastingdienst, BBB) waarschuwde dat verder uitstel een “slecht signaal” afgeeft aan bedrijven die zich wél aan de regels houden. Ook vreest het ministerie dat Brussel de verlenging kan zien als schending van afspraken over het Europese coronaherstelfonds, wat Nederland tot €600 miljoen kan kosten.

Desondanks stemden VVD, PVV, FVD, JA21 en Volt vóór de verlenging, waarmee de motie een meerderheid kreeg. Een eerdere BBB-motie om de controles uitsluitend te richten op “structureel misbruik” kreeg eveneens brede steun.

De kwestie illustreert het aanhoudende politieke ongemak rond de groei van het aantal zzp’ers. Sinds de invoering van de Wet DBA in 2016 worstelt Den Haag met de vraag waar de grens ligt tussen zelfstandigheid en schijnzelfstandigheid.